NeerlandiNet - Neerlandistiek in Suid-AfrikaArgief
Tuis /
Home
Briewe /
Letters
Kennisgewings /
Notices
Skakels /
Links
Boeke /
Books
Opiniestukke /
Essays
Onderhoude /
Interviews
Rubrieke /
Columns
Fiksie /
Fiction
Poësie /
Poetry
Taaldebat /
Language debate
Film /
Film
Teater /
Theatre
Musiek /
Music
Resensies /
Reviews
Nuus /
News
Slypskole /
Workshops
Spesiale projekte /
Special projects
Opvoedkunde /
Education
Kos en Wyn /
Food and Wine
Artikels /
Features
Visueel /
Visual
Expatliteratuur /
Expat literature
Reis /
Travel
Geestelike literatuur /
Religious literature
IsiXhosa
IsiZulu
Nederlands /
Dutch
Gayliteratuur /
Gay literature
Hygliteratuur /
Erotic literature
Sport
In Memoriam
Wie is ons? /
More on LitNet
Adverteer op LitNet /
Advertise on LitNet
LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.

Die Nederlandse Taalunie

Wie is er bang voor Gerard Reve?

Eric Rinckhout

Het is een weinig verheffend schouwspel dat de voorbije dagen werd opgevoerd rond de Grote Prijs der Nederlandse Letteren. Alsof het Belgische hof en de Vlaamse minister van Cultuur, Bert Anciaux, allengs uit het oog zijn verloren dat het gaat om de meest prestigieuse literaire prijs uit het gehele Nederlandse taalgebied, die met het nodige ceremonieel ten paleize wordt uitgereikt — zo wil de traditie het. Deze keer gaat die prijs bovendien naar Gerard Reve, zonder twijfel de belangrijkste en invloedrijkste naoorlogse Nederlandstalige schrijver. Reve heeft lang, al te lang op deze definitieve bekroning van zijn oeuvre moeten wachten. En nu zou men deze hoge onderscheiding bijna stiekem en tersluiks door een ambtenaar laten overhandigen? (“Klopklop. Is meneer Reve thuis? Kan hij even tekenen voor ontvangst, alstublieft? Dank u wel. Nog een prettige dag verder, heren.”)

Het betreft hier een geval van grenzeloos misprijzen voor de Nederlandse literatuur in het algemeen en een totaal gebrek aan respect voor de auteur Gerard Reve in het bijzonder.

Toegegeven, er ís een probleem. En misschien is er zelfs meer dan één. Er loopt een gerechtelijk onderzoek tegen Joop Schafthuizen — al enige decennia de levenspartner van Gerard Reve. Schafthuizen vond het de voorbije dagen nodig rond te toeteren wat er zich precies op een zonnige zomerdag in het verre Machelen-aan-de-Leie met een dertienjarige tuinhulpje had voorgedaan. Heeft hij de jongen aangezet tot exhibitionisme? Is het ontucht met minderjarigen? Maar zolang Schafthuizen niet schuldig is bevonden door een rechtbank, is hij onschuldig. Zo gaat het nu eenmaal toe in een rechtsstaat. Dat neemt niet weg dat het begrijpelijk, zelfs aannemelijk zou zijn als de Belgische vorst, gezien zijn verregaand engagement in de zaak-Dutroux en het pedofiliedossier in het algemeen, zich zou verzetten tegen de aanwezigheid van Schafthuizen ten paleize. Waardoor mogelijkerwijs een tweede probleem ontstaat. Er doen allerlei geruchten de ronde over de wankele lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van Gerard Reve. (Even terzijde: Reve wordt in december 78 en heeft een turbulent leven geleid.) Bijgevolg rijst de vraag: zou hij wel zonder Joop Schafthuizen naar Brussel kunnen komen? Zou hij op eigen kracht het Paleis kunnen betreden en een dankrede uitspreken? Allemaal vragen. En tegelijk allemaal problemen die op een ernstige, constructieve, misschien zelfs serene manier hadden kunnen worden opgelost.

Maar blijkbaar is er alleen onwil, niet eens misverstand. Er wordt een schimmenspel opgevoerd en er is tussen de partijen onderling vooral ’geen’ communicatie geweest. Dat heeft minister van Cultuur Anciaux met zoveel woorden toegegeven. Misschien had Anciaux een compromis met Reve en Schafthuizen kunnen bereiken, misschien had het hof zelfs een waardig alternatief voor de rituele plechtigheid kunnen bedenken en voorstellen. Maar Anciaux communiceert niet met de laureaat of zijn levensgezel, en het hof hult zich alleen maar in diep stilzwijgen. Alsof het om een onbelangrijke kwestie gaat die geen oplossing behoeft. We handelen het wel even ’op z’ n Belgisch’ af.

Waarom toch? Is er misschien meer aan de hand? Wil men niet tot een waardige oplossing komen? Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat ’men’ — het hof, de hofmaarschalk, de entourage van de koning of zijn persoonlijke secretaris — op het punt is aanbeland waar ’men’ wilde uitkomen: Reve komt er bij ons niet in. Want zou het niet kunnen dat handel en wandel, werk en leven van Gerard Reve er nog altijd een steen des aanstoots zijn? Dat Reve bijzonder moeilijk ligt bij het Belgische hof, waarvan bekend is dat het in de ban zit van de Charismatische Beweging en een bijzonder traditioneel katholicisme belijdt? Overdrijf ik als ik het vorstenhuis een bolwerk van conservatisme en preutsheid noem?

Zacht uitgedrukt staan de principes van Gerard Reve — in werk en leven - nogal haaks op die van het hof. Het zou mij niet verbazen dat de toekenning van de Prijs der Nederlandse Letteren aan Reve, in juni 2001, meteen al voor ergernis, ja consternatie in de entourage van de vorst heeft gezorgd. En dat de scheve schaats die Schafthuizen heeft gereden voor de hofdignitarissen een geschenk uit de hemel is. Het speelt hen de stok in handen om Reve mee buiten de deur te houden — als was hij een schurftige hond. Want Reve, is dat niet die godslasteraar, die pornograaf, die homoseksueel, die bekeerde protestant die er een hoogst persoonlijke interpretatie van het rooms-katholicisme op nahoudt en een eveneens hoogst particuliere band met de Moedermaagd Maria onderhoudt? Reve, zorgt die niet altijd voor problemen?

Verliezen we immers niet uit het oog dat Gerard Reve de auteur is van een bijzonder controversieel oeuvre — al van het begin af. De avonden (1947) werd door vele toenmalige critici beschouwd als het product van een zieke geest, talentrijk maar ziek. “Ik heb zelden een boek gelezen, zo naargeestig, zo zeer van iedere positiviteit verstoken, zo grauw, cynisch en volstrekt negatief als dit. Het wurgt iemand de keel toe”, schreef Godfried Bomans destijds.

In 1951 werd Reve een hem eerder toegekende reisbeurs geweigerd door de Nederlandse staatssecretaris van Cultuur, Cals. Dat gebeurde op grond van enkele “zedenbedervende” passages in de novelle Melancholia. Voor de duidelijkheid: het betrof een masturberende jongeman.

De meeste ophef zou Reve evenwel maken met zijn brievenboeken Op Weg Naar Het Einde en Nader Tot U (1963 en 1966): de openlijk beschreven strijd tegen de alcohol, de worsteling met God en Geloof, met Dood en Liefde, de onverbloemde homoseksualiteit en het aanbidden, respectievelijk tuchtigen van Meedogenloze Jongens — onderdelen van het stilaan vorm krijgende ’revisme’ — konden in het Nederland van voor de seksuele revolutie niet overal op instemming rekenen. De ministers van Justitie en van Cultuur spanden in 1966 een proces tegen Reve aan wegens ’smalende godslastering’ . Men was gestruikeld over een passage in Nader Tot U, waarin de verteller het bezoek krijgt van God in de gedaante van een eenjarige, muisgrijze Ezel, die hij “drie keer achter elkaar langdurig in Zijn Geheime Opening (zou) bezitten”. Reve verdedigde zich virtuoos voor de rechtbank in wat sindsdien het Ezelsproces is gaan heten. Hij werd vrijgesproken.

In 1969 kreeg hij de PC Hooftprijs uit handen van de Nederlandse minister van Cultuur Marga Klompé, die hij tijdens de plechtigheid in de armen viel en prompt op de wang kuste. In het toenmalige, deftige Nederland leidde dat alweer tot protest en parlementaire vragen. En Reve zou aanstoot blijven geven: hij sprak schaamteloos over kunst en geldgewin op een moment dat ook dat nog niet kon, en orkestreerde een grensverleggende Fellini-achtige televisieshow in een Amsterdamse kerk. Velen verweten hem mediageilheid toen dat woord nog moest worden uitgevonden.

Ook later bleef Reve controversieel. Hij bekeerde zich tot het rooms-katholicisme, streek ten tijde van Vietnam de weldenkende gemeente tegen de haren in met zijn pro-Amerikaanse standpunten, en deed — al dan niet vermeend — racistische uitspraken. In zijn werk werd de homoseks steeds explicieter. Zijn interpretatie van het rooms-katholicisme, zijn godsbeeld en Mariaverering werden steeds eigenzinniger en consequenter. In het gedicht ’Sacrament’ (1973) laat hij de Moedermaagd zich ontbloten en zich geven “aan een jonge Soldaat die eenzaam was zonder moeder / en het nog nooit gedaan had bovendien: / hij was verlegen en onbeholpen, maar Zij, / de Verloste, de Verheerlijkte, voor Eeuwig Gekroonde, / wees hem met veel tact de weg / door het blonde struikgewas naar Haar diepe grot”. Waarna Zij de soldaat zoogt en hij Haar bloed drinkt. Toen de paus in 1985 Nederland bezocht, bracht Reve daarvan verslag uit voor NRC Handelsblad. Zijn bijdragen werden later gebundeld onder de veelzeggende titel Roomse Heisa.

Hoort u koning Albert II al een laudatio uitspreken voor deze auteur? Op het paleis in Brussel? Reve prijzen voor — ja waarvoor? Zijn superieure stijl — dat kan nog. Zijn ironie — ook dat kan nog. Maar voor zijn wereldbeeld? Zijn godsbeeld? De ’reviaanse’ godsdienst? De grenzen die hij heeft verlegd? En dat onder het goedkeurend oog van bijvoorbeeld koningin Fabiola? Ziet u het voor zich? Ik niet. We zouden kunnen gewagen van een echte trendbreuk, een paleisrevolutie, als zoiets wel zou kunnen.

En toch is er een uitweg uit deze impasse. Aangezien het protocol toch al omver gegooid is, aangezien het hele ritueel dat de Prijs sinds zijn ontstaan heeft omgeven bij het grof huisvuil werd gezet, kunnen we maar meteen doorgaan.

Ik wil mij dan ook graag richten tot de Nederlandse koningin Beatrix om alsnog de prijs uit te reiken aan Gerard Reve, woonachtig te België maar nog steeds een Nederlands onderdaan.

“Majesteit, Ik verstout mij het woord tot U te richten. Ware het niet zeer toepasselijk dat U de heer Gerard Reve de Prijs der Nederlandse Letteren zou overhandigen? De heer Reve onderhield zich immers aan het slot van zijn prachtboek De Taal Der Liefde uit 1971 zeer uitvoerig met Uwe moeder, de toenmalige koningin Juliana. De schrijver verklaart in het boek Hare Majesteit toentertijd vaker te hebben ontmoet: ze wandelden dan samen door de koninklijke serre en de paleistuin en wisselden van gedachten over leven en letterkunde, over filosofie en godsdienst, en uiteraard over het boek zelve, De Taal Der Liefde, dat Uwe moeder blijkbaar voor haar genoegen las.

De schrijver was haast visionair in de volgende passage. De koningin is eerst aan het woord: “’Maar nu trof mij in het bizonder in dat boek van U — is het bekroond, overigens? Met een prijs?’ ’Dat komt nog, Mevrouw. Maar Uwer Majesteits waardering beschouw ik als mijn hoogste beloning.’ ”

Mag Reve in het ware leven zijn hoogste beloning, zijn rituele plechtigheid onthouden worden? Ik denk het niet. Vergeef me mijn stoutmoedigheid, Majesteit, maar wilt U misschien in deze het verlossende woord spreken? Dank U, Majesteit.”

terug    /     boontoe


© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.