NeerlandiNet - Neerlandistiek in Suid-AfrikaArgief
Tuis /
Home
Briewe /
Letters
Kennisgewings /
Notices
Skakels /
Links
Boeke /
Books
Opiniestukke /
Essays
Onderhoude /
Interviews
Rubrieke /
Columns
Fiksie /
Fiction
Poësie /
Poetry
Taaldebat /
Language debate
Film /
Film
Teater /
Theatre
Musiek /
Music
Resensies /
Reviews
Nuus /
News
Slypskole /
Workshops
Spesiale projekte /
Special projects
Opvoedkunde /
Education
Kos en Wyn /
Food and Wine
Artikels /
Features
Visueel /
Visual
Expatliteratuur /
Expat literature
Reis /
Travel
Geestelike literatuur /
Religious literature
IsiXhosa
IsiZulu
Nederlands /
Dutch
Gayliteratuur /
Gay literature
Hygliteratuur /
Erotic literature
Sport
In Memoriam
Wie is ons? /
More on LitNet
Adverteer op LitNet /
Advertise on LitNet
LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.

Die Nederlandse Taalunie

Jongensboek of damesroman?

Hendrik-Jan de Wit

Margriet de Moor: De verdronkene, Roman.
Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Contact, 2005.
ISBN: 90 254 2611 5.
Prijs: € 18,90 (paperback), € 23,90 (gebonden).
332 pagina's.

De watersnoodramp van 1953 is een decor voor kinderboeken. Het oerspannende boek van Jan Terlouw: Oosterschelde windkracht 10 bijvoorbeeld. Het is een verhaal waaruit de golven dreigend stijgen. De schreeuw om hulp jammert uit de bladzijden. Ik las het als tienjarig kind in bed met rode oortjes, tot mijn moeder mij vermanend toesprak dat ik nu echt moest gaan slapen en het boek meenam zodat ik niet meer zou lezen.

De volwassen literatuur hield zich afzijdig van dit zware thema. Schrijven over een ramp is niet interessant en komt daarbij pathetisch en veel te emotioneel over op de lezer. Uitgezonderd het stapeltje publicaties dat Ad Zuiderent twee jaar geleden bundelde in Na de watersnood, Schrijvers en dichters en de ramp van 1953 (zie mijn recensie: 'De literaire watersnood'), zijn er weinig romans die de watersnood serieus als thema behandelen.

Getroffen
Margriet de Moor moet getroffen zijn geweest door de beroemde beelden: de foto op de cover van het boek met de onder water gelopen straat en de auto die op zijn kant en stukgeslagen om het kaft heengeslagen ligt. Of de beroemde luchtfoto van de twee paarden die gedwee tot hun buik in het zeewater staan. Verschrikkelijke beelden die op het netvlies kleven als de hele ramp, waar bijna tweeduizend mensen de dood vonden. Een dergelijke nationale ramp die tot internationale proporties uitstijgt, verdient een literaire behandeling waarbij de gebeurtenis verwerkt wordt in een verhaal.
Margriet de Moor doet dit in haar nieuwste roman De verdronkene. Tegen alle verwachting in lokaliseert ze het verhaal in Amsterdam waar de twee zussen Armanda en Lidy wonen. Armanda, die drie jaar jonger is dan Lidy, vraagt haar getrouwde zus om in haar plaats naar het Zeeuwse Zierikzee af te reizen. Ze lijken toch op elkaar en dan is Lidy er even helemaal tussenuit. Armanda past wel op het dochtertje en gaat wel met Lidy's man naar het feestje van een vriendin.

Vaagheden
De vertelster hult de verwisseling van de twee zussen in vaagheden. Een duidelijke reden ontbreekt. Armanda vertelt haar zus iets over een petekind waar ze naar toe moest, maar waar ze eigenlijk geen zin in heeft.

Het was een opwelling geweest, een onbetekenend grilletje dat jongstleden maandag - geen mens wist waarvandaan - in haar kop was opgestoken en dat ze zomaar, nergens om, maar eens niet had verjaagd. (28)
Een verteltechnisch trucje: je positioneert twee zussen tegenover elkaar. De ene, Armanda, heeft het helemaal gemaakt, de ander, Lidy, is jaloers op het leventje van haar zus. Ergens wil ze ook zo'n leven leiden en vindt ze de man van Armanda erg leuk. De twee zussen voeren een 'survival of the fittest' tegen elkaar. Natuurlijk doet Armanda dit niet bewust, maar haar onderbewuste schijnt onbewust haar zus te willen verslaan.

Niks mis mee en ook best mooi gevonden. Alleen moet de verteller daar buitengewoon voorzichtig mee omgaan. De Moor laat de verteller te ver doordraven. Vanaf de eerste bladzijde heerst de dreiging van de stormvloed. Elke lezer met enig historisch besef weet dat het water spoedig over de dijken zal komen en is in spanning over het lot van Lidy. Het is aan de vooravond van de watersnoodramp, vertelt de verteller herhaaldelijk. Lidy vertrekt met de woeste storm die de regen tegen de voorruit van haar vaders zwarte Citroën drukt.

Bang
Als ze op de boot zit 'met een snelheid van tien knopen in twee uur tijd naar Schouwen-Duiveland' komt ze de eerste onheilvoorspeller tegen in de persoon van een hoofdingenieur. Ze ruikt zijn alcoholadem, wat weinig goeds beloofd. De ingenieur wrijft zich slechts in de handen en geniet van deze bijzondere storm, die eens in de tienduizend jaar voorkomt. Wat geweldig dat zij dit mogen meemaken. Hij somt eventjes alle rampen in de verleden tijd op, de Sint-Elisabethsvloed uit de vijftiende eeuw, de Sint-Felix een eeuw later en veertig jaar daarna volgt Allerheiligen. De verteller moet dit natuurlijk goed benadrukken, anders zou de 'nietsvermoedende lezer' niks in de gaten hebben.

Dergelijke onheilstijdingen zouden mij namelijk in doodsangst brengen. Stel je voor een ingenieur - iemand die er verstand van heeft - even vertelt dat er een watermassa, 'een sculptuur van water', 'een zeegebergte, betrekkelijk laag bij de uitlopers maar monumentaal oprijzend in het midden' regelrecht afdondert op het Zierikzee waar je dadelijk de nacht doorbrengt. Een explicietere voorbode van het gevaar is er niet en de roman is nog geen veertig pagina's oud. De vertelster spreekt hier werkelijk met een te expliciete tong. Zonder deze ingenieur loert er genoeg gevaar. Daar is deze man echt niet voor nodig.

Jongensboek
Dat Lidy niet bang wordt, is meer een fout dan een geloofwaardig element. Lidy is geen Jeanne d'Arc die haar leven opoffert voor God en de natie. De vertelster lijkt dit wel te willen, maar daarvoor bevindt ze zich in het verkeerde genre: De verdronkene is geen werk waar de helden triomfen voeren tegen de watermassa. De verdronkene is het verhaal van een burgermeisje uit Amsterdam dat overvallen wordt door het water, net zoals die duizenden anderen. De Moor moet hier niet meer van willen maken.

Dat is een groot bezwaar van De Moors roman. Ze maakt van het boek teveel een jongensboek, terwijl haar personages gewoon mensen zijn die strijden tegen het wassende water. De vertelster hinkt bovendien op twee gedachten. Aan de ene kant is daar het verhaal van Lidy en haar dood, dat als een rode draad in kleine stukjes door de roman is verbrokkeld. Aan de andere kant is daar de vermissing en het verdriet van de familie. In het laatste geval krijgt het werk een onderwerp dat boven de concrete gebeurtenis van de roman uitstijgt. Juist zo'n thema is interessant en bij mijn weten erg weinig in de literatuur behandeld: de vermissing van een dierbaar familielid. Daar heb je niet eens een concurrerende zus voor nodig.

In De verdronkene krijgt de lezer teveel voor zijn kiezen. Er liggen zoveel pijnlijke elementen in: een man, een zus, ouders, schoonouders en ook nog het tweejarige dochtertje Nadja dat opgroeit zonder moeder. Heel veel pijn en verdriet die nauwelijks uitgewerkt worden, waardoor alles oppervlakkig blijft. Een element is al genoeg om de schimpscheuten op te roepen van een ineenkrimpend hart dat meeleeft, meedenkt en meevoelt met de romanpersonages. Het niet vinden van Lidy's lichaam en de begrafenis van een paar botten ruim dertig jaar na de gebeurtenis, is voldoende om een roman te vullen. Bij De Moor blijft dit hangen in een mijmering tussen Nadja en Armanda of dit echt Lidy is die ze begraven en de vraag aan de forensisch arts of Armanda geen pijn heeft geleden bij haar dood. Hier is echt wel wat meer te vertellen.

Vrouwtje staan
Het is spijtig dat De Moor niet meer met haar eigen aangedragen en zeer originele thema doet. Ook omdat ze in de roman bewijst dat ze wel degelijk haar vrouwtje staat als het om schrijven gaat. Zo is daar de vervlechting van het kinderliedje 'Alles in de wind' in de primaire geschiedenis. Hier vermengt de verteller de herinnering van het kinderliedje van hoofdpersoon Armanda met de gebeurtenissen van haar zus in Zierikzee. Armanda verlaat de bioscoop en merkt dat er een melodie in haar hoofd speelt. Ze kan het even niet plaatsen.

Het was een zielig, onbegrijpelijk liedje waarvan de woorden, 'Alles in de wind, alles in de wind, 't is maar een schipperskind…,' een tragische stem met zich meesleepten: die van Lidy. […].
   Ze stak de Ceintuurbaan over, in haar hoofd nog steeds de stem van Lidy die het liedje zong waarmee ze het jaren geleden telkens weer klaarspeelde om in haar, het jongere zusje, een onverklaarbaar verdriet te doen opwellen. […]. Ook de beginwoorden raakten natuurlijk al meteen een gevoelige snaar, […]. Wind en nog eens wind, in repeterende stoten. Vervolgens ging het liedje door met een oproep waar geen mens op de wereld voor doof is: 'Kom hier…,' het laatste woord zwaar beklemtoond, waarna Lidy het toch al smeltende zusje nog eens extra wist te raken met iets wat eveneens altijd werkt. Haar naam. 'Kom hier, Manja,' zong Lidy, het oorspronkelijke meisje van het versje aldus vervangend voor Armanda's kindernaampje, om daarna de versregel, die nu als het ware rijper, persoonlijker van ervaring was geworden, eerst te voltooien met 'Je bent mijn zúsje, je bent mijn zúsje' en dat, nog iets heftiger intonerend dan bij het windmotief, een keer te herhalen. (72-73)
Het is een passage waarbij de rillingen over de rug lopen. Hier krijgt het verhaal betekenis en raakt je tot op het bot. Een schijnbaar totaal onschuldig kinderliedje verovert hierbij de gevoelens van volwassenen. De basale gevoelens van de angst voor het water waarin de zus Lidy verdrinkt. Om het tenslotte nog allemaal erger te maken dan het is.
   Lidy. Toen ze een jaar of twaalf was. In het doktershuis bezig het koperen kraantje te poetsen. Het liedje intussen uit volle borst aan zijn eind toe jammerend werpt ze Armanda, die op haar weg naar boven bij de trap passeert, een pesterig-vertwijfelde blik toe, zwaar van een moeilijk te duiden betekenis, of het moest simpelweg deze zijn: dat dit liedje er een is dat helemaal niet goed afloopt. Als Armanda de deur van de balkonkamer achter zich dichtdoet, echoën de slotwoorden dubbel onderstreept in haar oren na - 'Ja! Ja!' - en staan haar ogen vol tranen. (73-74)
Dat allemaal trekt als een wervelwind door het hoofd van Armanda. Op die korte weg van bios naar huis. De vertelster geeft hier een prachtige exegese van een kindervers, zonder de tekst geweld aan te doen of tot overinterpretatie te komen. Donkere wolken trekken zich samen boven het schijnbaar onschuldige liedje. Dit is zonder twijfel het mooiste gedeelte uit de roman. Een passage die het hele verdere verhaal onnodig maakt.

Damesroman
Aan schuldgevoel geen gebrek in De verdronkene. Armanda voelt zich meer dan schuldig omdat zij haar zus naar Zeeland stuurde. Niet Lidy, maar zij had de verdronkene moeten zijn. De constructie met latere gebeurtenissen maakt het verhaal alleen maar ongeloofwaardiger. Zo is het verhaal van Armanda die trouwt met weduwnaar Sjoerd. Dit soort elementen zorgen voor een zware roman. Dat is jammer omdat hier minder, meer zou opleveren. Het thema op zichzelf is zwaar genoeg, daar hoeven niet allerlei extraatjes voor uit de kast te worden gehaald, zoals De Moor doet. Nu zweeft de roman tussen jongensboek en overgevoelige damesroman.



Almelo, januari 2006



LitNet: 07 Februarie 2006

boontoe / to the top

NeerlandiNet: voorblad / front page


© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.